Het douanerecht is een risicovolle branche. Een kleine fout in een goederencode kan desastreuze gevolgen hebben. Denk hierbij aan een navordering voor een periode van drie of vijf jaar voor te weinig betaalde invoerrechten. Zo’n navordering kan oplopen tot in de miljoenen en levert een groot risico op voor uw onderneming. Deze wetenschap maakt dat het belangrijk is om de risico’s zoveel mogelijk te mitigeren en daarmee uw onderneming te beschermen. De vennootschapsrechtelijke structuur vormt hierbij het fundament.
Het doel van een besloten vennootschap
De meeste ondernemingen binnen de douanewereld zijn ondergebracht in een besloten vennootschap. Zo’n BV heeft – juist in het douanerecht – diverse voordelen. Het is een rechtsvorm met een eigen rechtspersoonlijkheid. Dat betekent dat de BV zelfstandig kan deelnemen aan het rechtsverkeer, zijn eigen rechten en verplichtingen heeft, maar ook zijn eigen bezittingen en schulden. In beginsel is enkel de rechtspersoon aansprakelijk voor de schulden die hij maakt en niet de bestuurder.
Alleen in bijzondere gevallen is ook een ander, zoals de bestuurder van de rechtspersoon, aansprakelijk. Dit is het geval indien de bestuurder (kennelijk) onbehoorlijk heeft bestuurd of indien de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Een voorbeeld hiervan is de bestuurder die een overeenkomst heeft getekend, terwijl hij wist dat de rechtspersoon die overeenkomst niet kon nakomen.
De BV als rechtspersoon is dus in beginsel een afgesloten kader. Indien er bij de BV een grote uitnodiging tot betaling (UTB) binnenkomt terwijl er onvoldoende bezittingen zijn, dan is het de BV die dat bedrag moet betalen. Heeft de BV niet voldoende vermogen en kan het bedrag dus niet worden voldaan, dan is een faillissement in veel gevallen onafwendbaar. De rechtspersoon ‘sterft’ en de schuldeisers – waaronder de Douane – kunnen (enkel) nog voldaan worden uit de laatste bezittingen die de rechtspersoon heeft, de boedel. In de praktijk blijkt dat de meeste schuldeisers na een faillissement met lege handen achterblijven.
Faillissement, en nu?
Met het faillissement verliest de BV ook zijn vergunningen. Er zit niets anders op dan de douanewerkzaamheden te staken. Zonder vergunningen, immers geen onderneming. Of is er nog een andere mogelijkheid? Want als er nu nog een andere BV zou zijn mét vergunningen, dan zouden de activiteiten misschien in die BV kunnen worden voortgezet. Hier manifesteert zich het belang van een deugdelijke vennootschapsrechtelijke structuur.
Een extra werkmaatschappij
Wellicht maakt uw onderneming deel uit van een concern, waarbij de aandelen van de werkmaatschappij in handen zijn van een holding. Deze inrichting brengt diverse voordelen met zich mee. In die holding kunt u de winst onderbrengen, zodat die ‘waarde’ veilig is bij een faillissement van de werkmaatschappij. Maar naast het verticaal inrichten van uw structuur, kan ook een horizontale uitbreiding van het concern grote voordelen hebben. Denk hierbij aan het oprichten van een extra vennootschap als werkmaatschappij.
Met een tweede (of derde) werkmaatschappij, kunnen de risicovolle werkzaamheden worden verdeeld. Dit is een effectieve manier van risicospreiding. U kunt dan bijvoorbeeld uw meest risicovolle activiteiten in een specifieke vennootschap onderbrengen. Komt er dan onverhoopt een hoge UTB binnen bij die vennootschap en er zit niets anders op dan het faillissement aan te vragen, dan kunnen de werkzaamheden in de andere BV ‘gewoon’ doorgaan. Er is immers nog een ‘levende’ entiteit, die ook alle benodigde vergunningen bezit. Uiteraard is een faillissement geen doel, maar het oprichten van een extra BV wel een middel om een onderneming met haar medewerkers te kunnen continueren. Ook voor een BV die werkzaamheden verricht als beperkt fiscaal vertegenwoordiger (BFV) is het zinvol om deze werkzaamheden in een separate BV te verrichten. Die BFV is namelijk onbeperkt aansprakelijk, zodat een enorme belastingschuld voor één van de opdrachtgevers van de BV ook weer grote gevolgen kan hebben voor het voortbestaan.
Een ‘back-up’ entiteit kan dus bijzonder zinvol zijn. Deze entiteit is echter alleen nuttig voor het verrichten van de douaneactiviteiten, als deze ook beschikt over de relevante vergunningen. Het ‘achter de hand’ houden van de vergunningen, is echter níet voldoende. De Douane verwacht – terecht – dat de door haar afgegeven vergunningen ook daadwerkelijk worden gebruikt. Wordt een vergunning niet gebruikt, dan gaat de Douane over tot intrekking ervan. De vennootschap moet dan ook daadwerkelijk worden gebruikt voor de activiteiten.
Kortom, het inrichten van een onderneming die actief is binnen het douanerecht, kan op vele vlakken worden geoptimaliseerd. Een goede vennootschapsrechtelijke structuur voor de onderneming is daarbij van essentieel belang. Wilt u meer weten hierover, neem dan contact met één van onze juristen op.