Het is altijd een uitdaging om de juiste goederencode te bepalen van stellen of assortimenten (hierna: assortimenten). Soms moet de code worden gebruikt van het belangrijkste bestandsdeel. Terwijl het een andere keer verplicht is om de verschillende goederen afzonderlijk in te delen.
Om vast te stellen of er voor het tarief sprake is van een assortiment zijn er regels opgesteld. Aan de hand van deze regels stelt u vast of er sprake is van een “tarieftechnisch” assortiment. Zo moet bijvoorbeeld worden vastgesteld of het assortiment bestaat uit goederen die samen worden aangeboden om in een behoefte te voorzien of om een bepaalde activiteit uit te voeren.
Is er sprake van een assortiment dan gaat u de goederencode vaststellen van het bestanddeel waaraan het assortiment het wezenlijk karakter ontleent. U stelt vast welk bestanddeel het belangrijkste is. De code voor dit bestanddeel gebruikt u voor het hele assortiment.
Stelt u vast dat er geen sprake is van een assortiment, dan gaat u anders te werk. U gaat dan voor alle bestanddelen de eigen code vaststellen. Het assortiment wordt gesplitst. Vervolgens doet u aangifte voor alle bestanddelen afzonderlijk.