Casus luxegoederen
Eind 2019 wordt door de Douane (VGEM team) bij een logistiek dienstverlener een aantal luxegoederen in beslag genomen. De inbeslagneming is gedaan ter zake van vermoedelijke overtreding van de Sanctieregeling Syrië. Daarbij worden de goederen in beslag genomen op basis van artikel 94 Wetboek van Strafvordering. Het betreft derhalve een strafvorderlijk beslag, geen conservatoir (douane)beslag.
De bewuste luxegoederen zijn door bedrijf A verkocht aan bedrijf B in Syrië. De goederen lagen opgeslagen bij de logistiek dienstverlener die de aangifte tot uitvoer verzorgde in opdracht voor bedrijf A. Bij een controle zijn deze goederen door de Douane tegengehouden en is de uitvoer geweigerd. Echter, het betrof geen ‘reguliere’ uitvoer, het betrof wederuitvoer. Was er dan wel sprake van overtreding van de sanctieregeling?
Omvang verbod
In het kader van een koop-verkoop, heeft de verkoper de bewuste partij verkocht aan een onderneming in Syrië. Op basis van de sanctiewetgeving mogen specifieke luxegoederen niet terechtkomen in Syrië. In Verordening (EU) 36/2012 (welke verordening inmiddels diverse malen is gewijzigd) is in artikel 11 ter het volgende bepaald:
“Er geldt een verbod op: a) de directe of indirecte verkoop, levering, overdracht aan of uitvoer naar Syrië van de in bijlage X opgenomen luxegoederen; (…)”
In bijlage X zijn de navolgende luxegoederen opgenomen:”
“4. Wijnen (inclusief mousserende wijnen) met een verkoopprijs hoger dan 70 EUR per liter, alcohol en gedistilleerde dranken met een verkoopprijs hoger dan 50 EUR per liter
GN-codes: ex 2204 21 tot ex 2204 29, ex 2208, ex 2205”
Op het eerste gezicht, zou dus best wel een verbod van toepassing kunnen zijn.
Uitvoer versus wederuitvoer
Het betrof – zoals gezegd – goederen met een zogenoemde T1-status. Dat wil zeggen: goederen die zich niet in het vrije verkeer van de EU bevinden. Geen Uniegoederen, maar in dit geval niet-Uniegoederen.
Van belang is te onderkennen dat douanetechnisch een verschil bestaat tussen uitvoer en wederuitvoer. Onder uitvoer wordt verstaan ‘Unie-goederen die het douanegebied van de Unie verlaten' en onder wederuitvoer ‘niet-Uniegoederen die het douanegebied van de Unie verlaten. Dat volgt uit artikel 269 en 270 van het Douanewetboek van de Unie.
Uit de eerder genoemde verordening, blijkt dat de directe of indirecte verkoop, levering, overdracht aan of uitvoer naar Syrië van de in bijlage X opgenomen luxegoederen verboden is. Het begrip uitvoer wordt in de verordening niet uitgelegd. Of daaronder ook wederuitvoer moet worden verstaan, blijkt dus niet uit de verordening. Er zijn ook geen verwijzingen opgenomen in de verordening (of in de sanctieregeling) waaruit een gelijkstelling blijkt met de douanewetgeving blijkt.
Toch blijkt duidelijk dat de wetgever heeft willen aansluiten bij de douanewetgeving. Dat volgt (onder meer) uit artikel 1 letter r waarin het ‘douanegebied van de Unie’ is beschreven. Daarbij wordt verwezen naar “het gebied als omschreven in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek”. Daaruit kan worden afgeleid dat de verordening (tevens) moet worden gelezen met een ‘douanerechtelijke’ bril.
Op de website van de Douane [1] wordt ook specifiek onderscheid gemaakt tussen uitvoer en wederuitvoer. Wederuitvoer wordt in dat kader enkel beperkt geacht daar waar het strategische goederen betreft. Dat is ook logisch. Strategische goederen zijn immers ‘gevaarlijker’ dan de goederen die het in deze cases betreft, namelijk luxegoederen. Luxegoederen zijn immers niet zonder meer verboden.
In tegenstelling tot Verordening (EU) 36/2012 wordt bij andere verordeningen waarin sancties worden omschreven, met name wél een onderscheid gemaakt tussen Uniegoederen en niet-Uniegoederen.
Vervolg
In deze casus werd al vrij snel de officier van justitie betrokken. Dat heeft geleid tot een (groot) aantal e-mails en telefoontjes. De door de officier van justitie voorgestelde transactie werd door onze cliënt afgewezen. Afgelopen jaar kwam de mededeling dat de zaak werd geseponeerd. Of dat enkel en alleen te maken had met de uitvoer-wederuitvoer discussie is niet aangegeven, maar daar lijkt het wel op. Ook zal hebben meegespeeld dat het hier ‘slechts’ de logistiek dienstverlener betrof en niet de verkopende partij zelf. Maakt dat het anders? Wat mij betreft wel.
Omvang verantwoordelijkheid
Van een verkopende partij mag worden verwacht dat hij weet wat hij verkoopt, aan wie en of dat juridisch mogelijk is. Voor een logistiek dienstverlener geldt dat ook, maar tot op zekere hoogte. Natuurlijk, hij dient een juiste aangifte te doen en hij dient ervoor zorg te dragen dat het proces zodanig is ingeregeld dat fouten niet worden gemaakt dan wel zo veel mogelijk worden voorkomen. In dit kader is screening nodig van de ontvangers / eindgebruikers van goederen en het uiteindelijke eindgebruik. Dat is bij dual use goederen wel bekend, maar bij voedsel en dranken in veel mindere mate. Echter, in essentie is de insteek van de overheid is hetzelfde.
Als we te rade gaan bij de Richtlijnen voor het opstellen van een Internal Compliance Programme (ICP), [2] dan valt daar te lezen dat een “bedrijf moet aangeven hoe het zichzelf ervan verzekert dat het geen producten levert aan gesanctioneerde partijen of aan partijen waaraan risico’s zijn verbonden zoals doorgeleiding. Deze screening dient te gebeuren o.a. door het doorlichten van sanctielijsten, sanctieregelgeving t.a.v. het betreffende land en internationale en Europese handelsrestricties. Ook dient onderzocht te worden of er risico’s zijn verbonden aan de levering, door bijvoorbeeld onderzoek in open bronnen en het controleren van de eigendomsverhouding om te zien of er sprake is van een gesanctioneerd moederbedrijf. Voor screening kan een geautomatiseerd systeem of een externe dienst worden gebruikt. De toetsing en controle van de kwaliteit van betreffende bronnen/systemen is de verantwoordelijkheid van de exporteur.”
In dit kader is checklist met signalen opgesteld, de zogenoemde ‘red flags’, waarbij vragen kunnen worden doorlopen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de volgende vragen:
- Is duidelijke informatie over de eindgebruiker terug te vinden in open bronnen?
- Beschikt de eindgebruiker over een adres en niet bijvoorbeeld alleen een postbus?
- Zijn de bedrijfsactiviteiten van de klant duidelijk?
- Was er persoonlijk contact met vertegenwoordigers van de ontvanger en/of eindgebruiker?
- Wil de klant contant en/of een onredelijke prijs betalen?
- Zijn de leveringsvoorwaarden helder?
- Heeft de klant een eindgebruiksverklaring ingevuld met volledige informatie en de juiste verklaringen?
Bij iedere transactie zou dus het eindgebruik bekend moeten zijn. De kern van exportcontrole is het voorkomen dat producten voor verkeerde doeleinden worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld proliferatie of mensenrechtenschendingen. Een compliant bedrijf heeft waarborgen ingebouwd om te voorkomen dat de goederen voor andere doeleinden worden gebruikt, dan het opgegeven eindgebruik.
Concrete acties
Dit is allemaal nog weinig ‘concreet’. Wat kan je als bedrijf dan doen?
In ieder geval blijkt wel dat de eindgebruiksverklaring ondergewaardeerd is. Het laten ondertekenen van een eindgebruiksverklaring door de eindgebruiker kan namelijk tot op een bepaald niveau risico’s afdekken. Verificatie van die betreffende eindgebruiksverklaring kan een extra waarborg bieden. Een Kamer van Koophandel of een vergelijkbaar bevoegde, onafhankelijke organisatie gaat dan na of het bedrijf in kwestie bestaat en geregistreerd is en of de verklaringen en handtekeningen authentiek zijn. Het zal duidelijk zijn dat wel enige redelijkheidsgrenzen gelden, ook al is hierover in de stukken van de overheid niets over opgenomen.
Hanteer zelf ook duidelijke leveringsvoorwaarden en check op leveringsvoorwaarden van de betrokkenen, zodat kan worden bepaald of de contractant(en) waarborgen heeft ingebouwd om uitvoer dan wel doorvoer van goederen zo veel mogelijk te voorkomen. Als er geen duidelijke leveringsvoorwaarden zijn tussen de betrokken contractanten, dan kan worden verzocht om nadere informatie over de koop/verkoop en de logistieke ‘reis’. Als dat er niet is, dan is dat een duidelijk signaal.
Met betrekking tot leveringen aan distributeurs geldt dat een logistiek dienstverlener procedures moet inbouwen om er zeker van te zijn dat de distributeurs ook compliant is. Een distributeur moet de controles van een exporteur kunnen verlengen tot aan de eindgebruiker en moet tevens compliant zijn met betrekking tot alle geldende wet- en regelgeving. De verantwoordelijkheid van een logistiek dienstverlener beperkt zich dan ook niet tot de vestiging van de distributeur, maar reikt tot zelfs aan de eindgebruiker. Een logistiek dienstverlener moet te allen tijde kunnen nagaan bij de distributeur aan welke eindgebruiker de goederen zijn geleverd.
Slot
Is een casus zoals hierboven geschetst te voorkomen? Nooit helemaal, maar dan is wel duidelijk dat er alles aan is gedaan om te voorkomen dat er fouten gemaakt worden en sanctiewetgeving overtreden wordt. Bovendien, dan is er richting de overheid ook een ‘goed verhaal’. Dat maakt handhaving door de overheid met strafrechtelijke sancties – want dat is het uitgangspunt – minder opportuun.
[2] Internal Compliance Programme, Ministerie van Buitenlandse Zaken, februari 2019, versie 1.2