In het kort
Kan een antidumpingheffing ook met terugwerkende kracht worden opgelegd? Het antwoord is ‘ja’. Daar zijn wel echter enkele voorwaarden aan verbonden. Zo moet een registratieverplichting voor de betreffende goederen en die oorsprong (of herkomst) gelden.
Voorts blijkt dat de Europese Commissie meent dat zij verordeningen kan opleggen waarmee met terugwerkende kracht een eerdere ongeldige verordening kan worden ‘gerepareerd’. Of dat wel mogelijk juist is, is nog niet duidelijk. Hierna werken we beide situaties uit.
Registratie invoer en ontwijking antidumpingheffing
Hoewel de jurisprudentie van het Hof van Justitie over terugwerkende kracht van een antidumpingheffing al vele jaren oud is, bestaat ‘in de markt’ nog steeds veel onduidelijkheid. Ten onrechte, want het Hof van Justitie heeft op 6 juni 2013 in de zaak Paltrade EOOD (C-667/11) een duidelijk oordeel gegeven. Wat was de casus?
Op 31 januari 2011 had Paltrade EOOD (hierna “Paltrade”) een douaneaangifte gedaan voor houtschroeven en zelftappende schroeven, die waren verzonden uit Maleisië. De schroeven behoorden tot de producten waarop met Verordening (EG) nr. 91/2009 een definitieve antidumpingheffing was ingesteld van oorsprong uit China. Op het moment dat de schroeven werden geïmporteerd uit Maleisië, was er (slechts) een onderzoek gaande (ingesteld bij Verordening (EU) nr. 966/2010) naar de mogelijke ontwijking van de ingestelde antidumpingheffing door de invoer verzonden uit Maleisië. Hoewel er dus nog geen (voorlopige) antidumpingheffing was ingesteld, was wel al de registratie van deze invoer verplicht gesteld.
Hof van Justitie: onder voorwaarden mag een antidumpingheffing met terugwerkende kracht worden toegepast
In punt 18 van de verordening was vastgelegd dat als er sprake zou zijn van ontwijking, dat met terugwerkende kracht passende antidumpingheffing kon worden geheven. Waarschijnlijk ziet u het al aankomen, maar de antidumpingheffing werd inderdaad uitgebreid tot de producten verzonden uit Maleisië. De schroeven die Paltrade EOOD had ingevoerd vielen onder de antidumpingheffing. In de verordening was namelijk opgenomen dat registratie van de invoer van deze schroeven verplicht was.
De Bulgaarse autoriteiten hielden echter niet een aparte registratie van de ingevoerde goederen bij en gebruikten niet de aanvullende TARIC-code die in de verordening was vastgelegd. De Bulgaarse autoriteiten legden vervolgens echter wel een beschikking op voor de navordering van de antidumpingheffing. Paltrade heeft tegen deze beschikking beroep ingesteld en de rechter in Bulgarije, de Administrativen sad Varna (het orgaan waar Paltrade in beroep ging), heeft prejudiciële vragen gesteld.
Arrest Hof van Justitie C-667/11 – prejudiciële vragen
De Administrativen sad Varna stelde aan het Hof van Justitie de vraag of, zonder de extra registratie (naast de registratie van het enig document), met terugwerkende kracht antidumpingheffing mag worden geheven en welk tarief dan geldt. Het Hof van Justitie nam, zoals gebruikelijk, de ingediende opmerkingen van de Bulgaarse regering en douaneautoriteit, de Spaanse, Italiaanse en Hongaarse regering en de Commissie in ogenschouw.
De opmerkingen van deze partijen luidden voornamelijk dat indien de douaneautoriteiten aan de hand van het nationaal registratiesysteem kunnen vaststellen wat de geregistreerde invoer is, het nationaal registratiesysteem volstaat. Aan de hand van het ‘normale’ systeem van de Bulgaarse douaneautoriteiten kon worden vastgesteld wat de geregistreerde invoer van de desbetreffende producten was. Het Hof van Justitie nam deze overweging mee en kwam tot de conclusie dat in dat geval de antidumpingheffing met terugwerkende kracht mochten worden geheven.
Het tarief dat voor deze producten met terugwerkende kracht geldt, is dan het tarief dat gold voor ‘alle andere ondernemingen’ zoals opgenomen in de verordening, ofwel 85%. Een kostprijsverhogende belasting van 85% die met terugwerkende kracht wordt toegepast.
Verordening ongeldig, opnieuw antidumpingheffing
Het instellen van een antidumpingheffing vindt plaats met een verordening. Niet zelden blijkt dat zo’n verordening ongeldig is. Dat moet dan in een prejudiciële procedure bij het Hof van Justitie worden vastgesteld. Als dan blijkt dat de verordening ongeldig is, dan bestond dus geen wettelijke grondslag voor de heffing van antidumpingheffing. De Europese Commissie heeft echter bedacht dat ze dat alsnog kan repareren door een nieuwe verordening te publiceren en vervolgens vast te stellen dat deze met terugwerkende kracht geldt vanaf het moment dat de oorspronkelijke heffing was vastgesteld. Zoals we hiervoor hebben gezien, is terugwerkende kracht niet verboden, maar de vraag is wel of ook deze aanpak daaronder valt. We zullen een en ander wat nader toelichten.
We gaan terug naar 3 juli 2019 toen het Hof van Justitie prejudiciële vragen van de Hoge Raad der Nederlanden beantwoordde in het arrest Eurobolt (C-644/17). De vraag was of Uitvoeringsverordening (EU) nr. 723/2011 geldig was. In die verordening werd de reeds geldende antidumpingheffing op bepaalde bevestigingsmiddelen van oorsprong uit China uitgebreid tot bepaalde soorten verzonden uit Maleisië. Het Hof van Justitie oordeelde dat die verordening ongeldig was, omdat deze in strijd was met de basisverordening antidumpingheffing (Verordening (EG) nr. 1225/2009).
Aangehouden verificatie: recipe for disaster
Dit had dus tot gevolg dat de antidumpingheffing – op producten uit Maleisië – niet meer was verschuldigd. De Europese Commissie stak daar echter een stokje voor. Reeds op 26 augustus 2019 – dus enkele weken na het arrest – publiceerde de Europese Commissie een verordening waarin het onderzoek werd heropend. Ook werden de autoriteiten in die verordening opgedragen niet tot kwijtschelding of terugbetaling over te gaan in afwachting van de resultaten van het onderzoek.
Vervolgens kwam de Europese Commissie op 30 april 2020 weer met een verordening waarin de antidumpingheffing opnieuw werd ingesteld en wel met terugwerkende kracht tot 2011. Ook is in deze verordening bepaald dat de autoriteiten definitief niet mogen overgaan tot terugbetaling naar aanleiding van het arrest Eurobolt. Als inmiddels al terugbetaling had plaatsgevonden, dan zouden die bedragen moeten worden teruggevorderd, aldus de verordening.
Gevolgen voor ondernemers
Terug naar de geschetste situatie in de inleiding. U was erg tevreden met de gang van zaken bij de invoer van de goederen. U hoefde geen antidumpingheffing te betalen, want u had de goederen uit Indonesië gehaald in plaats van uit China.
Na het lezen van het voorgaande, begrijpt u wel dat u niet al te snel kunt vertrouwen op het feit dat geen antidumpingheffing is verschuldigd. Zeker niet als inmiddels een onderzoek is geopend of een registratieverplichting geldt. Ook is in dit kader van belang dat achteraf nog wel eens blijkt dat – bewust of onbewust – een onjuiste goederencode is gehanteerd. Daardoor was eerst geen antidumpingheffing van toepassing, maar achteraf wel. Of de oorsprong blijkt toch onjuist. Als importeur – of douane-expediteur – loopt u risico!
Het is van belang dat importeurs onderzoek doen naar de mogelijke uitbreiding van de landen waarvoor antidumpingheffing bij invoer van bepaalde producten geldt. Ook voor douane-expediteurs is dit van belang: stel dat u een aangifte voor een klant doet en er zijn ineens met terugwerkende kracht antidumpingheffing verschuldigd.
Aangehouden verificatie
In het kader van de heffing – en navordering – van antidumpingheffing wijzen we nog op het risico van de aangehouden verificatie, in het bijzonder voor de douane-expediteur. Aangiften worden door douane-expediteurs meestal ingediend met toepassing van directe vertegenwoordiging. Eventuele navorderingen worden dan door de Douane rechtstreeks bij de opdrachtgever verhaald.
De directe vertegenwoordiging bevat echter een schijnveiligheid voor de vertegenwoordiger. Gedurende de periode dat een aangifte de status “aangehouden verificatie” heeft, is de douane-expediteur via de door hem gestelde borg aansprakelijk voor de mogelijke douaneschuld. Dat is op zichzelf geen specifiek risico voor antidumpingheffing, het is een risico dat hoort bij het vak van douane-expediteur. Wanneer sprake is van een voorlopige antidumpingheffing, houdt de Douane de aangifte automatisch aan voor verificatie. Gedurende die periode staat de douane-expediteur met zijn borg garant voor de douaneschuld. Als de antidumpingheffing daadwerkelijk moet worden betaald, spreekt de Douane zo nodig de douane-expediteur aan.
Het bovenstaande is natuurlijk een typisch “recipe for disaster” in de logistieke keten. Als pas na enkele maanden een douaneschuld wordt geboekt en medegedeeld, die dan ook nog immens is, zal degene die eigenlijk voor de betaling zorg zou moeten dragen niet snel meer vrijwillig daartoe overgaan. Het is dus zaak om dit op voorhand goed te regelen en contractueel vast te leggen hoe met de antidumpingheffing wordt omgegaan. Ons advies is dan ook alle zorgvuldigheid te betrachten en de wet- en regelgeving en aankondigingen van de Europese Commissie in dit kader nauwgezet te volgen, zodat de opdrachtgever niet voor verrassingen komt te staan. De opdrachtgever / importeur dient op zijn beurt bedacht te zijn op de potentiële risico’s en op eerste verzoek van de douane-expediteur zekerheid te stellen voor de eventueel op te leggen antidumpingheffing, in ieder geval gedurende de periode van de aangehouden verificatie.
Conclusie en meer informatie
Goederen importeren uit een land omdat juist voor goederen uit dat land geen antidumpingheffing is ingesteld (en voor soortgelijke goederen uit een ander land wel), lijkt interessant, maar er zitten haken en ogen aan. Onderzoek naar mogelijke antidumpingheffing – in de toekomst, met terugwerkende kracht – is noodzakelijk!
Mocht u aan de hand van dit artikel vragen of opmerkingen hebben over antidumpingheffing of aanverwante onderwerpen, neemt u dan gerust contact met ons op. Wij hebben een uitgebreide ervaring op het gebied van antidumpingheffing en adviseren u graag. U kunt in dat geval contact opnemen met Bart Boersma.